In het kort:
Recent heeft Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een langlopende zaak die draait om de vraag of het verkorten van de looptijd van de 30%-regeling voor bestaande gebruikers is toegestaan. In eerste instantie wilde de wetgever de looptijd voor alle bestaande gebruikers verkorten met drie jaar. Na kritiek van de Raad van State is er beperkt overgangsrecht ingevoerd waardoor niet voor alle expats de looptijd met de volle drie jaar werd beperkt. Maar dat overgangsrecht gold lang niet voor iedereen. Een expat die na 1 januari 2016 naar Nederland is gekomen had er niets aan en raakte opeens drie jaar van zijn voordeel kwijt.
Belastingadviseurs Hans de Vries en Maarten van den Beucken van Taxperience verzetten zich hiertegen en hebben namens ongeveer 850 expats bij de rechter betoogd dat de overheid geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Volgens de betrokken expats moet de Nederlandse overheid zich aan haar afspraak houden en is er sprake van strijdigheid met internationale rechtsbeginselen als dat niet gebeurt. “Afspraak is afspraak en belofte maakt schuld zijn twee basisbeginselen die we onze kinderen al vroeg bijbrengen,” aldus De Vries. “Voor de Nederlandse overheid gelden blijkbaar andere regels. Een budgettair belang van de overheid gaat voor op de ingrijpende financiële consequenties die het eerder eindigen van de regeling heeft voor individuele expats. Oog voor de menselijke maat is helaas nog steeds ver te zoeken als het om overheidshandelen gaat.”
Van den Beucken voegt hieraan toe: “Helaas heeft de rechtbank ons in het ongelijk gesteld. We bestuderen de uitspraak en overwegen om hoger beroep in te stellen. We willen graag duidelijk krijgen of de overheid een juiste afweging heeft gemaakt, ook omdat deze kwestie niet alleen voor deze groep expats relevant is. Ook bij de recente beperkingen in de regeling per 2024 speelt deze discussie en wordt het maatschappelijk belang onvoldoende onderkend.” Naast de impact waarmee individuele expats te maken krijgen, doelt Van den Beucken daarmee ook op het feit dat het internationale bedrijfsleven de Nederlandse overheid als minder betrouwbaar is gaan zien. Hier werd al voor gewaarschuwd in de evaluatie van de regeling die de overheid in 2017 heeft laten uitvoeren.
Een stabiel overheidsbeleid met betrekking tot de regeling is van grote waarde voor bedrijven en werknemers. Het zelfs voor bestaande gebruikers korten van de regeling in 2019 en ook de verdere versoberingen van de regeling sindsdien, doen afbreuk aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en richten in totaliteit bezien meer schade aan. De effecten zijn inmiddels duidelijk zichtbaar nu ASML en andere grote bedrijven de noodklok luiden en het kabinet met project ‘Beethoven’ gaat proberen om de (resterende) grote bedrijven die belangrijk zijn voor de Nederlandse economie nog te behouden voor Nederland. Ook in het licht van project Beethoven is deze uitspraak daarom geen goed nieuws.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waarmee de wetgever bij de totstandkoming van de wetswijziging geen rekening heeft gehouden. Ook is er geen sprake van gerechtvaardigde verwachtingen bij een expat die een beschikking heeft gekregen met een looptijd van acht jaar, omdat daarop vermeld staat dat deze geldig is onder voorbehoud van wijzigingen in wet- en regelgeving. En er is geen sprake van strijdigheid met internationale rechtsbeginselen zoals het gelijkheidsbeginsel, het non-discriminatiebeginsel en het recht op ongestoord eigendom. De wetgever heeft nu eenmaal een zeer ruime beoordelingsmarge en is volgens de rechtbank binnen die marge gebleven.