Nieuws

Hoge Raad verandert toerekening reisdagen

Geschreven door Taxperience | februari 2025

 

In het kader van de berekening inzake het voorkomen van dubbele belasting over werkdagen elders, oordeelde de Hoge Raad onlangs in een arrest over de dienstreizen van een keeperstrainer dat een reisdag voor de helft moet worden toegerekend aan het land van vertrek en voor de helft aan het land van (uiteindelijke) aankomst. In deze procedure was het de vraag of een reisdag als een hele werkdag dan wel aan het land van vertrek dan wel aan het land van aankomst of aan beide moest worden toegerekend.

Dit arrest is van belang aangezien het gevolgen heeft voor de wijze van toerekening van salaris voor de belastingheffing van een werknemer die dienstreizen maakt en in meerdere landen belastingplichtig is.
 

Werknemers die in meerdere landen werken en belastingplichtig zijn, moeten bijhouden hoeveel dagen zij in welk land werken. Op basis van deze registratie, kan het salaris op de juiste wijze worden toegerekend aan de landen die hierover belasting mogen heffen. In genoemde casus was sprake van een in Nederland woonachtige trainer die werkzaamheden uitoefende in Saoedi-Arabië en (ook) dienstreizen maakte naar andere landen.

In haar arrest oordeelde de Hoge Raad dat:

  • de reistijd van een dienstreis moet worden aangemerkt als tijd besteed aan de uitoefening van de dienstbetrekking, ongeacht welke activiteiten tijdens de reistijd worden verricht (hiermee kwalificeert de reisdag dus als werkdag);
  • deze tijd ‘gelijk’ verdeeld moet worden tussen de landen van waaruit en waarheen wordt gereisd; en
  • geen rekening moet wordt gehouden met waar eventuele werkzaamheden - buiten de reistijd - op de betreffende reisdag worden verricht.
Concreet betekent dit voor reisdagen waarop slechts een deel van de dag in het werkland is doorgebracht, dat deze niet volledig aan het werkland kunnen worden toegerekend. De Hoge Raad verwerpt hiermee expliciet een eerdere uitspraak van Gerechtshof Amsterdam waarin werd geoordeeld dat reisdagen volledig aan het betreffende werkland zouden moeten worden toegerekend.
 
In deze uitspraak erkent de Hoge Raad het belang van een eenvoudige en praktische toepassing van het betreffende belastingverdrag. Door reisdagen gelijk te verdelen tussen het land van vertrek en het land van aankomst, ontstaat een werkbare methode die rekening houdt met de feitelijke omstandigheden zonder onnodig complexe situaties te creëren. Ofschoon deze uitspraak betrekking heeft op een werksituatie tussen Nederland en Saoedi-Arabië, is zij eveneens toepasbaar ingeval van andere landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft. Verder is dit arrest ook in niet-verdragssituaties van belang.
 
Op basis van dit arrest is er dus meer duidelijkheid ontstaan omtrent de toerekening van (dienst)reisdagen. Toch zijn met deze uitspraak niet alle vragen beantwoord. Onder andere is nog onduidelijk hoe dient te worden omgegaan met een reis met een ‘gemengd’ karakter (met zowel een zakelijk als privé motief) waarvan bij onder meer de populaire “Workcation” sprake kan zijn. Ook is niet duidelijk hoe moet worden omgegaan met een reis die dan wel vroeg in de ochtend of laat in de avond wordt gemaakt, waarbij op deze reisdag (vrijwel) volledig wordt gewerkt in het land van aankomst dan wel in het land van vertrek. Het lijkt echter duidelijk dat een volledige vastlegging en documentatie van reis- en werkdagen (en tijden) meer en meer van belang zal worden in gesprekken met de Belastingdienst.
 
Indien u naar aanleiding van het bovenstaande nadere vragen heeft of meer informatie wenst, aarzelt u dan niet om contact op te nemen met onze HC afdeling.