Heeft u werknemers die regelmatig in meer dan één EU-lidstaat reizen en werken, dan kan de vraag opkomen in welk land de sociale zekerheidsregels van toepassing zijn op deze werknemer. Een recente uitspraak van het EU Hof van Justitie zorgt op dit gebied voor rechtszekerheid.
In de desbetreffende casus werkte een Nederlandse inwoner als schipper voor een in Liechtenstein gevestigd bedrijf, waarbij hij werkzaam was in Nederland, België en Duitsland. Uit de logboeken bleek dat voor 22-24% in Nederland werd gewerkt. De EU-richtlijn is hier duidelijk over. Als een werknemer minder dan 25% werkt in het EU-land waarin hij/zij woont, is het socialezekerheidsstelsel van het land van de werkgever van toepassing. Bij de berekening van de 25% is alleen het aandeel van de arbeidstijd en/of het loon van belang.
In dit geval drong de Nederlandse sociale zekerheidsinstelling aan op de toepassing van Nederlandse sociale zekerheid met het argument dat bij het bepalen van de 25%-drempel rekening moet worden gehouden met andere omstandigheden, zoals waar de werknemer woont, waar het bedrijf is geregistreerd of waar het schip is aangemeerd. Het EU Hof van Justitie bevestigd in haar arrest echter dat alleen het aandeel van de arbeidstijd en/of de beloning een relevante factor is waarmee rekening moet worden gehouden.
Deze uitspraak brengt dus juridische duidelijkheid en uniformiteit in de toepassing van de EU-sociale zekerheidsregels en helpt werkgevers en werknemers dus om te weten welk socialezekerheidsstelsel ze moeten volgen, ongeacht de betrokken landen.
Ons advies aan zowel werkgevers als werknemers die in meerdere EU-landen werken, is dan ook om ervoor te zorgen dat de werktijd en het inkomen in elk land worden bijgehouden, aangezien deze gegevens bepalend zijn voor de toepasselijke sociale zekerheidsdekking en dus ook voor de loonverplichtingen voor de werkgever.