Particuliere vastgoedbelegger niet ontzien in tegenbewijsregeling Box 3

Op donderdag 12 juni jl. is in de Tweede Kamer de te implementeren tegenbewijsregeling Box 3 behandeld. De voorgestelde amendementen voor versoepelingen voor particuliere vastgoedbeleggers zijn hierbij echter weggestemd op basis van budgettaire of uitvoerbaarheidsgronden.

Ofschoon de Tweede Kamer erkent dat particuliere verhuurders zwaarder belast worden in Box 3 dan beleggers in zogenoemde liquide vermogensrechten, wordt geen nadere actie ondernomen om dit verschil recht te zetten.

 De particuliere vastgoedbelegger wordt onder de aangenomen tegenbewijsregeling dus geconfronteerd met een heffing over niet feitelijk in geld gerealiseerde waardestijgingen van het gehouden onroerend goed zonder daarbij de op hem/haar drukkende onderhoudskosten in aanmerking te kunnen nemen bij de bepaling van het belastbare rendement in Box 3. Een voorstel hiertoe van CDA en Christen Unie (waarvoor dekking bestond) is afgewezen aangezien implementatie ervan tot verdere vertraging van de invoering van de opvolgende Wet werkelijk rendement zou leiden. Dit laatste wenste de VVD fractie niet uit vrees voor verdere budgetoverschrijding (begroot op circa € 3 miljard per jaar vertraging). Ook een voorstel van de BBB om eenmalig een inbreng tegen lagere waarde van Box 3 vastgoed in Box 2 (AB) mogelijk te maken sneuvelde op budgettaire gronden.

 Ofschoon door Kabinet en Kamer nog gewerkt wordt aan een mogelijke verruiming aan de zogenoemde “Hugo de Jonge” huurwet, lijkt particulier beleggen in vastgoed weer minder interessant geworden nu een werkelijke kostenaftrek verder is bemoeilijkt. Enkel een gang naar de rechter biedt wellicht nog enige soelaas. Dat is echter een weg van lange adem (en kosten) en geen zekerheid, gezien de al voorliggende Hoge Raad arresten inzake werkelijk rendement en hoe dit te bepalen.

 Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp, neemt u dan gerust contact op, wij assisteren u graag verder.